Van adressen naar woningen

Adresdelers en niet-woningen

Niet iedereen die verhuist betrekt een leegstaand adres. Sommigen trekken bij anderen in of huren een kamer, bijvoorbeeld in een studentenhuis of pension. Dat komt meer voor dan men wellicht zou denken. Uit de Microdata is af te leiden dat (gemiddeld over de laatste tien jaar) 23% zich vestigt op een adres waar na de verhuizing meerdere huishoudens wonen. Dit komt bij verhuizingen over langere afstand (en uit het buitenland) vaker voor dat bij verhuizingen over korte afstand en bij jongeren (die ook een groot deel van de verhuisden uitmaken) vaker voor dan bij ouderen. Niet vreemd is dat het vooral de (studenten)steden zijn, waar meerdere huishoudens per adres wonen en waar dus ook veel van de vestigers op een dergelijk adres komen wonen.

Ook komt het voor dat huishoudens zich vestigen in een niet-woning. Denk aan een woonwagen of een woonboot. Ongeveer 4% van de verhuisden betrok een niet-woning. En ook dat kan met meerdere huishoudens op hetzelfde adres.

In de analyse zijn alleen de ‘echte’ woningen (volgens de BAG) opgenomen en is een correctie aangebracht voor meerdere huishoudens op hetzelfde adres. Bij vestiging op een adres met meerdere huishoudens tellen deze woningen slechts voor een deel mee. Het aantal betrokken woningen is hierdoor kleiner dan het aantal verhuisde huishoudens.

Eigendom onbekend

Het kenmerk eigendom is voor het laatste jaar van analyse niet beschikbaar voor de situatie op 31 december, maar heeft betrekking op 1 januari van dat jaar. Dit heeft als gevolg dat van een aantal verhuizingen in dat jaar het eigendom niet kon worden gekoppeld. Deze gevallen hebben het label eigendom ‘onbekend’ gekregen. In de praktijk zal het vooral gaan om nieuwe woningen die gedurende dat jaar (dus na 1 januari) zijn opgeleverd.